Mullerorgel

Christiaan Müller-orgel in de Grote of St. Bavokerk te Haarlem

1738 – Gebouwd door Christian Müller. De beeldhouwer Jan van Logteren maakte de orgelkas.
1961 – Restauratie door Marcussen & Son te Aabenraa, Denemarken.
1987-2000 – Herstel intonatie door Flentrop Orgelbouw

Hoofdwerk

Praestant I-II 16'
Bourdon 16'
Octaaf I-II 8'
Roerfluit 8'
Viola di Gamba
(conical) 8' *
Roerquint 6'
Octaaf 4'
Gemshorn 4'
Quint-praesant 3'
Woudfluit 2'
Tertiaan II 2'
Mixtuur IV-XII 
Scherp VI-VIII *
Trompet 16'
Trompet 8'
Hautbois 8'
Trompet 4'

Rugpositief

Praestant II 8'
Quintadena 8' *
Holpijp 8'
Octaaf 4'
Fluit Douce 4'
Speelfluit 3'
Super Octaaf 2'
Sesquialter II-IV
Cornet IV discant
Mixtuur VI, VIII 
Ruischpijp IV (+ terts) *
Cymbaal III *
Fagot 16'
Trompet 8'
Trechterregaal 8' *
Tremulant

Bovenwerk

Quintadena 16'
Praestant II 8
Quintadena 8'
Baarpijp 8'
Octaaf 4'
Flagfluit 4'
Nasard 3
Nachthoorn 2'
Flageolet 1 1/2'
Sesquialter II
Mixtuur IV-VI *
Cymbaal III
(+ terts) *
Schalmei 8'
Dolceaan 8'
Vox humana 8’
Tremulant

Pedaal

Principaal 32'
Praestant 16'
Subbas 16' *
Roerquint 12'
Octaaf 8'
Holfluit 8'
Quintpraestant 6'
Octaaf 4'
Holfluit 2'
Mixtuur VI-X **
Bazuin 32'
Bazuin 16'
Trompet 8'
Trompet 4'
Cink 2'

Koppels

Hoofdwerk/Bovenwerk
Hoofdwerk/Rugpositief
Pedaal/Hoofdwerk **
Pedaal/Bovenwerk **
Pedaal/Rugpositief **

 

 

* in 1961 nieuw gemaakt
** idem, aan de dispositie toegevoegd
 

Alle 62 sprekende stemmen zijn van metaal.

Omvang
manuaal: C-d'''
pedaal: C-f'
(oorspronkelijk C-d')

a’ = 435 hz

 

Hoe noteer je registraties?

Bij het voorbereiden van een bespeling van het orgel, kun je gebruik maken van een eenvoudig notatiesysteem.

Klik eerst op de afbeeldingen van de registers aan beide kanten van de klavieren; ze verschijnen in een popup-vernster:

Links van de klavieren

Rechts van de klavieren

Rij A zijn de registers van het Bovenwerk (3e manuaal)
Rij B zijn de registers van het Hoofdwerk (2e manuaal)
Rij C zijn de registers van het Pedaal
Rij D zijn de registers van het Rugwerk (1e manuaal)
 
1A is het eerste register aan de linkerzijde van de hoogste rij (Praestant 8 van het Bovenwerk) (dus cijfer-letter-combinatie = registers links van de klavieren)
A3 is het derde register aan de rechterzijde van de hoogste rij (Dolceaan 8 van het Bovenwerk) (dus letter-cijfer combinatie = registers rechts van de klavieren)
5C is het vijfde register links op de derde rij van boven  (Quintpraestant 6 van het Pedaal)
8D is het achtste register links op de onderste rij (Cymbal van het Rugwerk)
D2 is het tweede register op de onderste rij (Holpijp 8 van het Rugwerk)

etc. etc.

 

De historie
Op 14 maart 1735 besloot de Haarlemse vroedschap een nieuw orgel in de Grote Kerk te laten bouwen “het geen enigsints soude mogen responderen aan de grootte en schoonheyt van deselve kerk”. Het oude hoofdorgel van deze grote kathedraal, dat al bijna 300 jaar aan de noordelijke koorwand hing, was onbruikbaar geworden. Als plaats voor het nieuwe orgel koos men de westmuur, waardoor het grote gebrandschilderde raam dat deze muur sierde, moest verdwijnen. Aan de uitvoering van dit besluit werd direct begonnen: dezelfde dag werd er onderhandeld met de orgelbouwer Christian Müller en de beeldhouwer Jan van Logteren, beiden werkzaam te Amsterdam. Op 30 april gaven burgemeesters hun fiat aan de door Müller en Van Logteren voorgestelde contracten. In september 1738 werd het orgel goedgekeurd door de organisten Havingha (van de Grote Kerk te Alkmaar) en Henricus Radeker, stadsorganist, die het orgel officieel inspeelde tijdens een plechtige kerkdienst op 14 september 1738. De reputatie van het orgel verbreidde zich snel; het werd een grote bezienswaardigheid en de bespelingen ervan waren een attractie. Buitenlandse reizigers bezochten Haarlem om het te leren kennen. Tot hen behoorden ook Händel en Mozart.

Restauraties
Het orgel bleef gedurende meer dan 125 jaar nagenoeg ongewijzigd tot het jaar 1866. De muzikale smaak was toen inmiddels veranderd; verschillende typen muziekinstrumenten waren uit de mode geraakt, er waren nieuwe voor in de plaats gekomen en andere instrumenten, waaronder ook de orgels, werden zo mogelijk gewijzigd.
Het Bavo-orgel was aan een grondige revisie toe. De balgen en windladen waren lek geraakt, het mechaniek was op vele plaatsen uitgesleten en vele pijpen waren beschadigd. Dit maakte het mogelijk om het instrument niet alleen in technisch en mechanisch opzicht te herstellen maar ook om het tegelijkertijd in muzikaal opzicht aan te passen aan de eisen van die tijd. Vooral de toenmalige voorliefde voor krachtige bassen, milde boventonen en een stabiele klank speelden daarbij een grote rol.
De orgelmaker C.F.G. Witte uit Utrecht omschreef de klank van het orgel aldus: ‘De intonatie van de labiaalpijpen is in het algemeen zwak te noemen, vooral de basoctaven. Daarentegen is de intonatie van de tongwerken sterk en scherp, zodat de eerste door de laatste worden overschaduwd. Verder spreekt het pedaal te zwak aan’. De beoogde klankverbeteringen werden verkregen door o.a. de windvoorziening te wijzigen, de winddruk te verhogen en de intonatie van de labialen en de tongwerken daarbij aan te passen. Bovendien werden door Witte enkele wijzigingen in de dispositie aangebracht.
In 1904 vond opnieuw een restauratie plaats nu door de fa. Maarschalkerweerd uit Utrecht. Weer werd in de eerste plaats de windvoorziening gewijzigd: de 12 nog aanwezige originele schepbalgen van Müller werden vervangen door 3 grote magazijnbalgen met voetpompbediening.
Tenslotte volgde de restauratie van 1959-1961, door de fa. Marcussen & Son uit Denemarken. Deze was vooral noodzakelijk omdat de lekke windladen in aanzienlijke mate windverlies en drukverlaging veroorzaakten waardoor de klank flauw werd en de toon van het pedaal bij vol spel zelfs wegviel.
Belangrijke veranderingen aangebracht door Marcussen:
- het originele klankbeeld en de dispositie van Müller werden hersteld, met toevoeging van twee nieuwe mixturen
- de windladen werden grondig gereviseerd en de windvoorziening werd nieuw gemaakt, met een lagere winddruk dan voorheen
- het regeerwerk werd nieuw vervaardigd, voorzien van nieuwe balansklavieren
- de klaviatuur werd gereconstrueerd
- de orgelkas werd opnieuw geschilderd en verguld.
Op 3 juli 1961 werd het orgel feestelijk in gebruik genomen in een concert dat door de twee stadsorganisten Albert de Klerk en Piet Kee werd gegeven.
De Zaanse orgelbouwfirma Flentrop, die het orgel in onderhoud heeft, verrichtte in de afgelopen jaren een aantal herintonatiewerkzaamheden, waardoor de klank het origineel weer dicht benadert.

Activiteiten rondom het stadsorgel
Sinds 1800 is het orgel eigendom van de stad en worden ook de stadsorganisten door het stadsbestuur aangesteld. Momenteel zijn dat Jos van der Kooy (concertorganist) en Anton Pauw (kerkorganist).
Het orgel is te beluisteren in de serie Stadsconcerten op dinsdagavond van 20.15 - 21.15 uur (periode medio mei tot medio oktober) en op de donderdagmiddag van 16.00 - 17.00 uur (periode eind juni tot begin september). Deze concerten worden gegeven door de stadsorganisten en gerenommeerde organisten uit binnen- en buitenland. De toegang is gratis.
Ook worden er excursies naar het orgel georganiseerd. Meer informatie is hierover te verkrijgen bij de gemeente Haarlem. (Zie ook onder contact).